InleidingDe afdeling Bouwhistorie Archeologie en Monumenten van de Gemeente 's-Hertogenbosch heeft van 25 juni tot 25 augustus 1984 opgravingen verricht op het Sint Janskerkhof. Ze zijn te werk gegaan in 3 opgravingsputten van ongeveer 12 x 12 meter op het noordoostelijk deel van de begraafplaats. Op dit terrein zijn er uiteindelijk 421 begravingen geidentificeerd. Deze skeletten dateren waarschijnlijk allemaal uit de periode 1831 tot 1858. Dit kon worden aangetoond aan de hand van medailles die bij sommige begravingen werden gevonden en het kon worden afgeleid uit het feit dat in die periode alleen al 10.900 mensen op het noordoostelijke deel begraven zijn. Het Sint Janskerkhof was namelijk vanaf 1827 de enige katholieke begraafplaats in 's-Hertogenbosch en er waren veel sterfgevallen. Het kerkhof werd dus al snel te klein. Om ruimte te creeren moesten de oudere graven worden gedolven en de beenderen moesten in de kuil worden teruggeworpen. Het is dus mogelijk dat er nog oudere botstukken dan 1831 tussen de opgravingen gevonden zijn. Er kunnen geen botstukken jonger dan 1858 worden aangetroffen want de begraafplaats werd gesloten op 19 mei van dat jaar.De bevolking in 's-Hertogenbosch was in de 19de eeuw snel gegroeid maar het kende ook een relatief hoog sterfte cijfer. Dit laatste is te wijten aan de vochtige gesteldheid van de stad waardoor er endemisch malaria heerste. Ook zorgde de verstedelijking voor een groot aantal sterfgevallen. Veel mensen (ongeveer een derde van de bevolking kreeg bedeling) leefde in armoede en hielden er ongezonde leefgewoontes (alcohol en tabak) en een slechte levensstijl op na. Ook was het oppervlakte water van de Dieze een bron van allerlei ziektes. De bevolking gebruikte dit water als drinkwater, water om in te koken, in te wassen en als riool. In de periode van 1831 tot 1858 braken er zodoende regelmatig epidemiën uit zoals roodvonk, cholera, tyfus, mazelen en kinderpokken. Kinkhoest zorgde voor een hoge neonatale sterfte en veel volwassenen leden aan verschillende long- en luchtwegaandoeningen. Bovendien waren er aan het begin van de jaren dertig veel soldaten rond de stad gelegerd. Als deze ziek werden, werden ze naar het Groot Ziekengasthuis gebracht. Hier werden voornamelijk armen en soldaten behandeld. De katholieke overleden patienten uit dit ziekenhuis werden eveneens op het Sint Janskerkhof begraven. De plek waar iemand op het kerkhof werd begraven was tevens afhankelijk van zijn sociale status. Het noordoostelijke deel was het minst geliefde gedeelte. Volgens een volksmythe huisden er boze geesten, het was een plek waar nooit de zon scheen en het was relatief ver weg van het altaar. Zodoende was dit een goedkope begraafplaats en dus een plek voor de armere mensen uit de bevolking (ongeveer 80 procent). Het merendeel van de begravenen op het noordoostelijke deel zijn mannen en kinderen. Voor overleden kinderen had men in die tijd niet veel geld over en aangezien de man vaak de kostwinnaar was, had de weduwe vaak ook weinig over voor de begrafenis van haar man. De beroepen die de mensen uitvoerden die hier begraven werden waren onder andere; arbeider, mattenmaker, tabakswever, fruitverkoopster, sigarenmaker, speldennaker, schoenmaker, kleermaker, tapper, molenaar en schippersknecht. Zoals hierboven is vermeld waren er ook veel soldaten gelegerd rond de stad. Een soldaat kreeg ook een eenvoudige begrafenis omdat hij vaak niemand in de stad had die voor hem zou zorgen. Uit een ondezoek dat Tj. Pot heeft verricht naar gebitten van een aantal van de | 1 |
opgegraven skeletten concludeerde hij dat de gemiddelde leeftijd slechts 25 jaar was. Terwijl de gemiddelde leeftijd in 1804 in 's-Hertogenbosch 47 jaar was. De lage gemiddelde leeftijd die Tj. Pot vond zou waarschijnlijk betekenen dat het hier om soldaten gaat. Op het kerkhof waren er aparte stukken voor kinderen, soldaten, ongedoopten en geestelijk gestoorden. De opgravingen die de Archeologische Dienst in 1984 op het noordoostelijke deel van het Sint Janskerkhof verrichte waren waarschijnlijk op een plek waar veel soldaten en kinderen zijn begraven. (1) Wij hebben 10 skeletten onderzocht die waren opgegraven op het terrein van de Sint Janskerk. Kan er eveneens van slechts deze 10 skeletten worden vastgesteld dat het om een arme groep mensen ging en dat het merendeels kinderen en soldaten betrof? Op deze vraagstelling hebben wij gelet toen wij met ons onderzoek bezig waren. In het hierna volgende verslag zullen we dit proberen duidelijk te maken en aan het einde volgt een conclusie. | 2 |